Door het Vlaams woninghuurdecreet kreeg Vlaanderen een eigen regelgeving voor de huurovereenkomsten. Dit decreet trad al op 1 januari 2019 in werking. De originele (veel te lange) benaming voor dit Vlaams woninghuurdecreet is 'Decreet houdende bepalingen betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan'.
Door artikel 43, §2 van het Vlaams woninghuurdecreet kreeg de vrederechter een extra bevoegdheid als kortgedingrechter.
Het principe van een kortgeding is dat de rechter snel een uitspraak doet, wanneer de gewone (tragere) procedure niet toereikend is. Die uitspraak komt echter niet in de plaats van de 'procedure ten gronde', maar biedt een voorlopige oplossing voor dringende problemen. In de latere procedure ten gronde zal de rechter het geschil fundamenteel oplossen.
Omdat het Vlaams woninghuurdecreet van toepassing is op de schriftelijke huurovereenkomsten die afgesloten werden sinds 1 januari 2019, was het niet duidelijk of die nieuwe kortgedingbevoegdheid van de vrederechter enkel beperkt blijft tot de huurovereenkomsten die vanaf 1.1.2019 gesloten werden.
Cassatie 21 oktober 2021 (D.20.0391.N) verduidelijkt nu dat de kortgedingbevoegdheid van de vrederechter ook op oudere huurovereenkomsten van toepassing is.
Hoe kan dat ? Omdat er een artikel in het gerechtelijk wetboek staat dat stelt: 'De wetten op de rechterlijke organisatie, de bevoegdheid en de rechtspleging zijn van toepassing op de hangende rechtsgedingen, zonder dat die worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor zij op geldige wijze aanhangig zijn, en behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald' (Art. 3 Gerechtelijk Wetboek). En omdat nergens uit het Vlaams woninghuurdecreet blijkt dat er moest afgeweken worden van art. 3 Gerechtelijk Wetboek, is dit van toepassing.
Je kan het betreffende cassatiearrest en bijhorende opinie van de advocaat-generaal bij het hof van cassatie hier in het Legidex-formaat lezen (d.w.z. met linken naar de onderliggende wetgeving en/of rechtspraak).
Een andere onduidelijkheid in het het Vlaams woninghuurdecreet betreft de volgende vraag: verliest de traditionele kortgedingrechter, dit is namelijk volgens art 484 Gerechtelijk Wetboek de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zijn kortgedingbevoegdheid voor de geschillen waarvoor nu de vrederechter een 'kortgedingbevoegdheid' gekregen heeft?
Daarover stelt Cassatie 21 oktober 2021 (D.20.0391.N) in essentie dat wanneer er toch een kortgedingprocedure wordt opgestart bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in een woninghuurgeschil deze rechter bevoegd is, tenzij een partij onmiddellijk (in limine litis, dus in de eerste besluiten) de onbevoegdheid opwerpt.
Misschien nog interessant om weten: hoe start je een procedure in kortgeding bij de Vrederechter ? Dit is geregeld in art 45 van het Vlaams woninghuurdecreet, dat stelt dat je daarvoor een verzoekschrift (en dus niet via een dagvaarding door een gerechtsdeurwaarder zoals bij het traditionele kortgeding) bij de griffie van het vredegerecht dient neer te leggen dat op straffe van nietigheid volgende vermeldingen en attesten dient te bevatten:
1° de dag, de maand en het jaar;
2° de naam, de voornaam, de geboortedatum en de woonplaats van de verzoeker;
3° de naam, de voornaam, de geboortedatum en de woonplaats, of bij gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats van de persoon tegen wie de vordering is ingesteld;
4° het onderwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
5° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat;
6° een attest van de gezinssamenstelling.
Een getuigschrift van de woonplaats en de geboortedatum van de persoon als vermeld in 3°, wordt bij het verzoekschrift gevoegd. Het getuigschrift wordt door het gemeentebestuur afgegeven.
Het attest van gezinssamenstelling, vermeld in 6°, wordt door het gemeentebestuur afgegeven.
Comments